Er is heel terecht met veel boosheid, verontwaardiging en ongeloof gereageerd op het bericht van een jongen die zijn ‘doop’ aan de universiteit niet heeft overleefd. Hij is op zijn 20ste gestorven nadat ie onderkoeld was en een hartstilstand heeft gekregen. Hij is doodgegaan omdat andere jongeren hem gedwongen hebben om naakt in een put te zitten in het bos begin december, waar ze hem ook nog met water hebben overgoten én hem verplicht hebben een royale hoeveelheid visolie te drinken.
Elk jaar opnieuw worden duizenden nieuwe studenten onderworpen aan de machtsspelletjes van de oudere studenten, worden ze fysiek en mentaal gebroken. Pas nadien kunnen de schachten deel uit maken van een studentenvereniging. Voor gedoopten zijn er andere activiteiten toegankelijk dan voor niet-gedoopten, en wellicht is voor velen de druk van de groep om erbij te horen groot genoeg om lijdzaam te ondergaan wat anderen met hen willen ‘doen’ bij wijze van zgn overgangsritueel.
Wie heeft deze groffe en gruwelijke gewoonte ooit verzonnen?
Zou een studentenvereniging aan een universiteit of hogeschool niet eerder moeten dienen om in te spelen op de noden en behoeften van studenten ipv hen te vernederen en kapot te maken?
Het toeval wil dat ik met een eindewerk bezig ben waarvoor één van mijn bronnen het iets meer dan 100 bladzijden tellend boekje ‘Het drama van het begaafde kind’ van Alice Miller is. Zij spreekt daarin in niet mis te verstane taal over wat er aan de grondslag ligt van dit soort praktijken.
Ik knipte en plakte een aantal interessante passages uit haar boek aan elkaar die misschien wel een bijzonder helder licht kunnen werpen op het spel van macht en minachting. * Ik heb hierbij de vrijheid genomen om in sommige passages de termen ouders te vervangen door ‘de oudere student’ en het kind door ‘de schacht’.
“Soms zijn oudere studenten zelf als onzekere kinderen, die nu (met de schacht) eindelijk een zwakker wezentje hebben waarbij ze zich sterker kunnen voelen.
Ieder kind heeft weleens meegemaakt dat anderen lachten om zijn angst, bijvoorbeeld door tegen hem te zeggen: “Dààr hoef je toch niet bang voor te zijn!” Het kind voelt zich dan beschaamd en veracht omdat het zo’n gevaar niet op zijn juiste waarde heeft kunnen schatten, en zal dat gevoel bij de eerste de beste gelegenheid doorgeven aan een nog jonger kind.
Dergelijke ervaringen gaan over de angst van het zwakke, jonge kind die de volwassene een gevoel van macht geeft, en ook de mogelijkheid om de angst (van de ander) te manipuleren, wat hij (de volwassene) met zijn eigen angst immer niet kan doen.
Het kleine kind dat zoiets meemaakt zal over 20 jaar – of misschien al eerder met jongere broertjes of zusjes – de geschiedenis naspelen.
Het staat ook vast dat hij (in dit geval de oudere student)dan de baas zal zijn en de ander dat hulpeloze, afgunstige, machteloze kleine schepsel, dat hij dan eindelijk niet meer met zich mee hoeft te dragen, maar kan afkapselen en buiten zichzelf plaatsen.
De minachting voor kleinere, zwakkere of jongere mensen is dus de beste bescherming tegen de doorbraak van eigen gevoelens van machteloosheid, zij is de expressie van afgekapselde zwakheid.
De minachting is het wapen van de zwakke, een manier om zich te beschermen tegen de gevoelens die herinneren aan de eigen geschiedenis.
De vernedering, de minachting voor en de vervreemding van het zelf, alles verwijst naar de minachting in een primaire situatie en ze creëert in herhalingsdwang dezelfde tragische voorwaarden als in het verleden.
Zolang we niet gevoelig worden voor het lijden van het kleine kind, schenkt niemand aandacht aan die machtsuitoefening, niemand neemt het serieus, de meesten bagatelliseren dit, het zijn immers ‘maar’ kinderen. Maar die kinderen veranderen in volwassenen, en die zetten alles weer betaald aan hun eigen kinderen.
Die kinderen worden tweedejaars of oudere studenten die alles weer betaald willen zetten aan de schachten die ze dopen.
Het is dringend noodzakelijk dat deze ‘overerving’ van destructiviteit van de ene generatie op de andere wordt opgeheven door emotionele bewustwording.
Bewustwording dus…het is alsof mijn plaat blijft hangen als ik hier opnieuw schrijf dat het dé sleutel is die nodig is in deze wereld. Bewustwording van de eigen geschiedenis, van de eigen kwetsuren en diepe, onverwerkte pijn. Om daarna stukje bij beetje heel te maken wat stuk is gegaan aan de binnenkant, om weer heel te worden en uiteindelijk helemaal zichzelf te worden.
Zonder pijn vanbinnen, zonder grote gapende leegtes, is er geen dwang of drang om te minachten, te vernederen en te kwetsen.
Ik denk aan de jongen die stierf en treur om de manier waarop hij is gestorven.
Ik denk aan de jongens die hem de dood hebben ingejaagd en treur om de grote kwetsuren die ze hebben, hun onwetendheid, hun misvormde beschermingmethodes tegen de eigen kwetsbaarheid en gevoeligheid.
Arme jongen die stierf. Arme jongens die zijn dood op hun geweten hebben.